mens en samenleving logo

De uitdaging voor modebedrijven? Minder maar beter produceren

We worden overspoeld door goedkope kleren van lage kwaliteit. Om het afvalprobleem in te dijken, moeten modebedrijven meer circulair werken, of winst halen uit kleren die mensen langer dragen.

Terug naar het jaar 2000: dat is de opdracht waar de textielsector voor staat. Toen werden de helft minder kledingstukken gemaakt, maar droegen consumenten hun kleren langer en vaker. Vandaag is de productie zo uit de hand gelopen dat niet alleen arme landen bedolven raken onder textielafval. Ook Europese tweedehandswinkels kunnen de toestroom aan kledij van lage kwaliteit niet aan. In 2024 gooide elke Belg bijna 14 kilogram textiel weg, het equivalent van 58 T-shirts per jaar.

“De materialen om die nieuwe kledij te maken, worden duurder en zullen in de toekomst niet langer onbeperkt beschikbaar zijn”, zegt Jolien Roedolf, onderzoeker bij Thomas More en projectleider bij Infinitex, een netwerk voor duurzaam textiel. In een studie bevroeg Infinitex Belgische modebedrijven over hun zoektocht naar circulaire bedrijfsmodellen. “Binnen de sector is er duidelijk aandacht voor”, zegt ze. Europese wetgeving zou de meer lineaire aanpak – produceren, verkopen, en herhalen – in de toekomst immers belemmeren met financiële drempels.

“Maar de recyclagesector voor textiel is nog onvoldoende groot”, aldus Roedolf. “Dus zoeken bedrijven hoe ze zaken kunnen blijven doen zonder de afvalproblematiek nog te verergeren. De uitdaging nu is om inkomsten te halen uit iets anders dan nieuwe productie.” De levensduur van elk item moet dus omhoog. Daarom kijken bedrijven – van het Belgische JBC of AS Adventure tot internationale reuzen als Decathlon, H&M en Zara – naar reparatie, tweedehandsverkoop of verhuur. Zeker in België blijkt dat niet evident.

Professionele outfit

“Veel projecten blijven steken in de testfase”, zegt Roedolf. “Daardoor leeft een gevoel van onmacht in de sector.” Omdat een pilootproject weinig omzet genereert, besteden merken er een klein budget aan. Tot opschalen komt het niet, de investering is vaak onzeker. “Het vraagt veel om hergebruik van kledij te stimuleren”, zegt Roedolf. “Je moet items terugnemen, wassen, sorteren en er een prijs op plakken. Het is extra werk voor het personeel, een ander type werk ook.”

Het winkelpersoneel is een cruciale ambassadeur voor zo’n circulair project, maar moet vaak eerst zelf overtuigd worden. “Velen zijn aanvankelijk bezorgd om het imago van hun merk”, zegt Roedolf. “De traditionele attitude is ‘klant is koning’. Dan is het moeilijk om tegen die klant te zeggen dat de teruggebrachte items niet kwalitatief genoeg meer zijn.”

Het tweede pijnpunt is de vraag van de markt. Zo blijkt uit de Duurzame Modemonitor, een enquête van Thomas More uit 2023, dat 64 procent van de Vlamingen nooit tweedehands koopt. Een ouder publiek is vaak wat afwijzender, maar de Duurzame Modemonitor geeft aan dat de meeste items in de kleerkast van jongeren ook nieuw zijn.

Hoe valt dat te rijmen met de steile opmars van Vinted en de hype rond tweedehandswinkels? “Klanten die het economisch niet nodig hebben, doen het vaak niet”, zegt Roedolf. “Verder blijft er een kloof tussen duurzame intentie en praktijk. Ook jonge mensen geven aan dat ze overzicht en gebruiksgemak belangrijk vinden. Jongeren die voor het eerst gaan werken en een professionele outfit zoeken, vinden bijvoorbeeld vaak niet dat ene gewenste item in het tweedehandscircuit.”

“Merken die gebruiksgemak uitspelen, hebben wel een potentiële businesscase”, meent Roedolf. “Consumenten uit de leeftijdsgroep tussen 29 en 45 jaar geven aan dat ze niet de ‘mentale ruimte’ of tijd hebben om zakken niet-gebruikte kledij op Vinted te zetten. Ze brengen die dus vaker naar de container of laten ze op zolder staan. Bedrijven kunnen hen op dat vlak ontzorgen. Denk aan AS Adventure, dat wandelschoenen laat herstellen of slaapzakken wast.”

Return on investment

Een bedrijf dat voorlopig wel de return on investment lijkt te kunnen bewaken, is de Belgische kledijverhuurdienst Dressr. “We zitten nu aan ongeveer 350 tot 450 verhuurde items per maand, een verdubbeling ten opzichte van vorig jaar”, zegt ceo Caroline Baeten. “We trekken meer investeringen aan en meer merken die met ons willen samenwerken, omdat wij de logistieke expertise hebben die ze missen.” Als er tegen volgend jaar een performanter online platform is, hoopt Dressr uit te breiden naar Nederland. “Er is nog een grote open markt in België, maar de kost van educatie rond kledij verhuren is groter bij de klant in kleinere Belgische steden dan in pakweg Amsterdam, waar het meer ingeburgerd is. Onze grootste concurrent is gewoontegedrag.”

NATH, G. De uitdaging voor modebedrijven? Minder maar beter produceren. De Standaard, 6 november 2024, 18.

E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers