Wat zitten die kinderen toch de hele tijd op hun smartphone te doen? Apestaartjaren heeft het hen gevraagd.
Om de twee jaar voelen Mediaraven, Mediawijs en de onderzoeksgroep IMEC-MICT (UGent) duizenden jongeren aan de tand over hun mediagebruik in de studie Apestaartjaren. De editie 2020 bevat enkele verrassende verschuivingen. En heel wat stof tot nadenken.
1. Steeds vroeger aan de smartphone
In 2018 kregen kinderen gemiddeld op 11 jaar hun eerste smartphone. Nu is dat 9,4 jaar. Dat wordt daardoor een kantelpunt in hoe kinderen omgaan met media en technologie: vanaf dan maken ze opvallend meer gebruik van sociale media en communicatie-apps. Op de lagere school gaat het dan vooral over ‘speelse’ sociale media als Tiktok en Snapchat.
Ook wie (nog) niet beschikt over een eigen smartphone, zit al op het internet. Vooral om naar filmpjes te kijken op Youtube en Netflix en om spelletjes te spelen. Dat is dan meestal via een tablet: 79 % van de kinderen tussen 6 en 12 heeft er toegang toe, in meer dan de helft van de gevallen is dat hun eigen tablet.
In het middelbaar is de smartphone absoluut veralgemeend: 94% heeft er een. Op een gewone schooldag gebruikt de helft zijn smartphone 1 tot 4 uur – meer dan de televisie.
2. Tiktok in opmars
Kinderen (6-12) posten zelf niet zo actief op sociale media, op liken en reageren met emoji na. Maar Snapchat en vooral Tiktok zijn uitzonderingen: die apps maken het erg makkelijk om foto’s en filmpjes te plaatsen. 40% van de kinderen heeft al gepost op Tiktok, de Chinese app waar je filmpjes maakt waarin je danst of lipt op bekende songs of meedoet aan challenges.
Dit gaat trouwens over cijfers van net vóór de lockdown. Sindsdien is het gebruik van Tiktok, volgens andere cijfers, nog toegenomen. Het Tiktok-gebruik piekt in de derde graad van de lagere school, in het secundair is de app minder populair.
3. Whatsapp is Instagram niet, en omgekeerd
Jongeren (12-18) gebruiken de verschillende communicatie-apps naast elkaar – maar niet door elkaar. Berichten naar je ouders sturen, doe je via sms (63%). Afspreken met vrienden gaat via Snapchat, maar voor overleg over schooltaken wordt vooral naar Whatsapp gegrepen. Flirten gebeurt via Snapchat of een Instagram private message. En Facebook? Dat maakt een enorme duik in de cijfers. Alleen in de derde graad van het secundair gebruikt nog 66% het wekelijks, maar in de eerste graad is dat nog een miezerige 13%. Facebook verliest dat publiek voor een deel aan zijn eigen Instagram.
4. Cyberpesten wordt minder zichtbaar
13% van de kinderen tussen 6 en 12 zegt gepest te zijn online, meestal slechts eenmalig. Van de gepeste kinderen, zegt toch 15% dat het ‘vaak’ gebeurt. In 28% van de gevallen praten de kinderen er met niemand over.
Op de middelbare school is cyberpesten een groter probleem. 21% van de meisjes was ooit slachtoffer (versus 13% van de jongens). Meestal gaat het om nare of kwetsende berichten (50% van de gevallen). Veel zeldzamer is dat die berichten op een publieke plaats worden gepost (15%). Daardoor zijn er minder omstaanders die het online pesten zien, wat ook zou kunnen betekenen dat de buitenwereld er minder snel op kan reageren. Slechts een kwart van de ondervraagden was het afgelopen jaar getuige van online pesten, twee jaar geleden was dat veel meer.
5. Sexting
10% van de kinderen uit het vijfde en zesde leerjaar, stuurde al ooit een ‘sexy’ foto van zichzelf. Een cijfer dat veel mensen ongemakkelijk in hun stoel zal doen schuiven. ‘Pas praten over sexting in het secundair onderwijs is dus te laat’, concludeert de studie. Al wordt verduidelijkt dat een ‘sexy’ foto geen naaktfoto hoeft te zijn.
In het secundair zegt 9% al naaktfoto’s te hebben gestuurd. Een onrustwekkende 20% meldt ooit onder druk te zijn gezet om een sext te sturen en 38% zag ooit een doorgestuurde sext die eigenlijk voor iemand anders was bedoeld.
6. Ouders praten er (te) weinig over
Bij zes op de tien kinderen zijn er thuis regels over schermtijd, minder vaak zijn er regels over wanneer of waar je media mag gebruiken. In het middelbaar worden de teugels meer gevierd: in de eerste graad mag 50% zelf kiezen hoelang ze hun telefoon gebruiken, in de derde graad is dat al 89%.
Met wat de jongeren er precies op uitspoken, moeien ouders zich nog minder. 67% van de jongeren zegt dat er thuis niet wordt gepraat over welke foto’s of filmpjes, al dan niet van zichzelf, ze online delen. ‘Het is verbluffend hoe weinig we met jongeren praten over een groot deel van hun leefwereld: hun mediagebruik’, stelt het rapport.