mens en samenleving logo

Onderwijs houdt ongelijkheid in stand

Weinig is zo bepalend voor het latere inkomen als het opleidingsniveau. Helaas bestendigt ons onderwijssysteem de ongelijkheid, in plaats van ze in te dijken.

Maaike en Sofie zijn allebei 15. De familie van Maaike behoort tot de 10 procent armste gezinnen. Die van Sofie tot de tien procent rijkste gezinnen. Wie van de twee zit in het algemeen secundair onderwijs (ASO)?

Het antwoord ligt, helaas, voor de hand. Als je ouders arm zijn, heb je als 15-jarige minder dan één kans op de vier om in het ASO school te lopen. Dat blijkt uit een analyse van de Pisa-resultaten door Nico Hirtt van de vzw Oproep voor een Democratische School (OVDS). Als je ouders rijk zijn, heb je bijna 90 procent kans om een ASO-richting te volgen. Sofie, van wie de ouders welgesteld zijn, heeft dus 3,5 keer meer kans dan Maaike om niet in de technische of beroepsschool te zitten. Bovendien is de kans vier keer groter dat Maaike al een schooljaar moest overdoen.

Belgische leerlingen scheren steevast hoge toppen in het Pisa-onderzoek van de Oeso. In weinig andere landen zijn leerlingen beter in lezen en rekenen. Maar ons land scoort in dat rapport ook hoog op het vlak van ongelijkheid. De sociaaleconomische achtergrond heeft een veel grotere impact dan in andere landen. Waarom biedt ons onderwijs geen gelijke kansen, en waarom doet België het slechter?

Minder steun, minder intelligent

Volgens Ides Nicaise (KU Leuven) zit de ongelijkheid ingebakken in ons systeem. ‘Zonder dat leerkrachten het zelf beseffen, geven ze in het secundair onderwijs meer B-attesten aan kinderen uit lagere sociaal-economische milieus, terwijl kinderen uit sterkere milieus langer in een sterkere richting blijven zitten. Bovendien zijn we geobsedeerd door selectietests. We vergeten dat de resultaten niet alleen door talent bepaald worden, maar ook door de herkomst en de steun van de ouders.’

Volgens Hirtt, die met Nicaise het boek De school van de ongelijkheid schreef, begint het probleem al veel vroeger. ‘Kinderen uit hogere sociale klassen worden al van bij de start voorbereid op de universiteit. Op een leeftijd van 4 of 5 wordt dat al in hun bewustzijn geprent.’ Ouders uit lagere klassen hebben veel minder verwachtingen van het onderwijs. ‘Tegen hen werd destijds gezegd: “als je goed studeert, dan raak je er wel”. Maar ze werden werkloos, of kregen een hamburgerjob.’

Wim Van den Broeck (VUB) vindt dat er te vaak op de ongelijkheidsnagel wordt geklopt. Hij wijst er in een analyse van de Pisa-resultaten op dat Vlaanderen het hoogste percentage arme jongeren heeft die uitblinken in wiskunde. Bovendien wordt volgens hem te vaak voorbijgegaan aan een evidente verklaring. Wie tot de lagere sociaaleconomische klasse behoort, is gemiddeld minder intelligent. En omdat intelligentie erfelijk is, zijn ook de kinderen minder intelligent.

Tegelijk worden kinderen uit arme milieus minder aangemoedigd. Dat begint al als ze net uit de wieg zijn. Uit onderzoek van de Universiteit Antwerpen blijkt dat moeders uit de lagere sociaaleconomische klassen vijf tot tien keer minder tegen hun kinderen praten dan doorsneemoeders. Amerikaans onderzoek toont dan weer aan dat peuters uit de hoogste inkomensklasse 2.100 woorden per uur horen; bij de laagste klasse is dat maar 600.

Hirtt is sceptisch over het belang van intelligentie. ‘Wat ook de hypothetische impact is van intelligentie, er is geen enkele reden waarom die impact groter zou zijn in België.’

Kansarme scholen kansarmer, kansrijke kansrijker

Zowel Hirtt als Nicaise wijst met een beschuldigende vinger naar de vrije schoolkeuze en het competitieve schoolsysteem. ‘We zijn een van de weinige landen waar ouders zelf een school zoeken. Ze vragen raad aan familie en vrienden, die meestal tot dezelfde sociale groep behoren. Zo wordt de ongelijkheid van generatie tot generatie versterkt.’

‘Een competitief systeem is goed omdat scholen dan hun best doen’, zegt Nicaise. ‘Maar het leidt er ook toe dat scholen die historisch een voordeel hebben, dat behouden. Ze kunnen altijd maar betere leerlingen selecteren, terwijl scholen met een initiële achterstand almaar minder kunnen selecteren.’

Dat lijkt zich in België inderdaad voor te doen. ‘In vergelijking met tien jaar geleden gaan kinderen steeds vaker met dezelfde sociale groep naar de lagere school. Kansarme scholen worden steeds kansarmer, kansrijke scholen kansrijker’, stelt Steven Groenez (KU Leuven).

Nicaise pleit voor een ingrijpende oplossing om komaf te maken met de ongelijkheid in het Vlaamse onderwijs. ‘We proberen al tien jaar om de mix te bevorderen, maar dat lukt niet. Het is tijd om op een radicale manier tussen te komen. We kunnen aan de ouders zelf een school voorstellen. Er is dan wel nog vrije keuze, maar ouders krijgen eerst een aanbod en kunnen daarna eventueel op zoek naar een alternatief.’

Dirk Van Damme, onderwijsspecialist bij de Oeso, huivert bij het beperken van de schoolkeuze. ‘De schoolkeuze is grondwettelijk vrij. Ik ben geen voorstander van het centraal sturen van die keuze. Het is inderdaad zo dat de sociale middenklasse de school hanteert als middel voor sociale promotie, maar ik vrees dat daar weinig aan te doen valt.’

DE SMET, P. Onderwijs houdt ongelijkheid in stand. De Standaard, 2014-09-10, 12.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers