Economische dogma’s in vrije val

De economen hebben de laatste decennia theorieën ontwikkeld over hoe de economie het best wordt georganiseerd. Sommige van die theorieën hebben grote invloed gehad op het economisch beleid. Dikwijls zijn die theorieën dogma’s geworden die niet in vraag gesteld mogen worden.

Het verrassende aan de corona-epidemie is dat die ons dwingt sommige van die dogma’s te betwisten. Dat is wat ik in deze column wil doen.

Het marktsysteem is heel flexibel. Daar kan weinig twijfel over bestaan. Bedrijven produceren goederen en diensten, en doen dat zonder dat iemand (een centrale planner) hen vertelt wat ze moeten produceren en hoe ze dat moeten doen. Het succes van die ondernemingen meten we aan de hand van de winst. Die laatste zegt ons dat de onderneming erin geslaagd is om gelukkige consumenten te vinden die bereid zijn vrijwillig geld af te staan om het product of dienst in kwestie te verwerven. Dat leidt tot grote materiële welvaart en ook tot een dynamiek van voortdurende verandering. So far so good.

Het dogma is erin geslopen op het moment dat economen een volgende stap hebben gezet: het marktsysteem zorgt niet alleen voor fantastische materiële welvaart, het is ook een systeem dat zo flexibel is dat het zichzelf kan reguleren en heruitvinden. Komt er een schok, dan vindt het marktsysteem wel een oplossing. De rol van de staat moet beperkt worden omdat die alleen maar stof in het fijne raderwerk gooit en de complexe mechaniek ontregelt.

Maar wat blijkt nu? De schok van de coronacrisis is zo groot dat het raderwerk volledig ontregeld is. De productie is stilgevallen, miljoenen mensen verliezen hun baan en hun inkomen en de economie wordt gegrepen door een neerwaartse spiraal. Die kan niet door het marktsysteem zelf gestopt worden. Er is geen zelfregulerend mechanisme dat die spiraal stopt. Het kan alleen van buiten het marktsysteem komen, door een overheid die bedrijven financieel ondersteunt en de werklozen een deel van hun inkomen uitbetaalt. Zonder die overheid, inclusief de sociale zekerheid, implodeert het marktsysteem. Om te overleven, heeft het marktsysteem een overheid nodig die in tijden van crisis sterker is dan de markt.

Eigenlijk wisten economen die een beetje geschiedenis hadden gestudeerd dit al lang. De Grote Depressie van de jaren dertig van de vorige eeuw had dit duidelijk gemaakt. Maar nogal wat economen, verliefd op hun mooie economische theorieën, waren er in geslaagd dit inzicht uit hun collectief geheugen te schrappen.

Tweede dogma. Er is een hiërarchie van economische waarden. Alleen de ondernemer en het marktsysteem creëren economische welvaart. De overheid doet dat niet. De eersten zijn productief. De tweede teert op de productiviteit en de creativiteit van de ondernemer. Het enige wat die overheid doet, is herverdelen en een sociale zekerheid onderhouden die loodzwaar weegt op de ondernemers. Die dreigen, gebukt onder de zware lasten, hun competitiviteit te verliezen waardoor die hele superstructuur van sociale zekerheid onbetaalbaar wordt. Sociale zekerheid moet dringend gesaneerd worden. Zo niet komt de economische welvaart in het gedrang. Sinds decennia wordt het economische beleid gestuurd door dit dogma.

Maar wat blijkt nu? Zonder de sociale zekerheid werkt het marktsysteem niet. We hebben in het verleden een duur maar performant systeem van ziekteverzekering en ziekenzorg uitgebouwd, zonder dewelke het coronavirus tot een menselijke catastrofe zou hebben geleid die ook de markten totaal zou hebben ontregeld. We hebben een systeem van werkloosheidsuitkering uitgewerkt die het mogelijk maakt dat miljoenen mensen zonder werk toch een menswaardig inkomen behouden. Dat ook is nodig om het marktsysteem recht te houden.

De uitbouw van ons systeem van sociale zekerheid was dus een investering die even belangrijk is als de investeringen in de privésector. De sociale zekerheid is dus ook productief zoals het marktsysteem dat is. De jobs in de sociale zekerheid zijn evenwaardig aan de jobs die door de ondernemers worden gecreëerd.

Er is geen hiërarchie van jobs. En toch zien we dat bedrijfsleiders, het topmanagement en de bovenstructuur van ondernemingen een inkomen verdienen dat een veelvoud is van wat andere werknemers in de eigen onderneming en in andere sectoren verdienen. Terwijl die andere werknemers even belangrijk zijn voor het goed functioneren van het marktsysteem. Dat zal ook moeten veranderen.

Sommigen zullen zeggen dat ik naïef ben. Dat lukt nooit. Wel, wie weet. We kunnen het doen. We kunnen ons belastingsysteem opnieuw echt progressief maken. Als we het menen dat de job van een verpleegster even belangrijk is als de job van een bedrijfsleider, waarom kunnen we aan de tweede niet zeggen dat hij meer belastingen zal moeten betalen om het inkomen van de eerste op te krikken?

DE GRAUWE, P. Economische dogma’s in vrije val. De Morgen, 28 april 2020, 23.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo