In 2023 bedroeg het netto beroepsinkomen van de werkende bevolking van 20 tot 64 jaar in het Vlaamse Gewest gemiddeld 2.732 euro per maand. Tussen 2006 en 2023 steeg het netto beroepsinkomen met 9 procent, dat is gemiddeld 0,5 procent per jaar. Dat blijkt woensdag uit cijfers van Statistiek Vlaanderen.
Voor de duidelijkheid: omdat de cijfers berekend werden op basis van de EU-SILC-enquête van 2023 hebben de cijfers dus betrekking op de inkomens van het voorgaande jaar, 2022 dus. Ruim 42 procent van de werkenden van 20 tot 64 jaar had in 2023 een beroepsinkomen van 2.000 tot 3.000 euro per maand, tegenover exact 42 % in 2006. Een derde (33 %) van de werkenden van 20 tot 64 jaar had in 2023 een beroepsinkomen van meer dan 3.000 euro per maand. In 2006 was dat minder dan een kwart (23 %).
Tussen 2021 en 2022 steeg het netto reële beroepsinkomen vrij fors (+4 %). Maar tussen 2022 en 2023 daalde het beroepsinkomen met 2 %. Dat heeft te maken met het feit dat de lonen pas na enige tijd reageren op de sterk gestegen inflatie.
Het gemiddelde beroepsinkomen van werkende mannen lag in 2023 op 2.964 euro, of 3 % hoger dan in 2006. Bij werkende vrouwen nam het beroepsinkomen veel sterker toe – met 22 % – van gemiddeld 2.035 euro in 2006 tot 2.479 euro in 2023.
Het totaal netto persoonlijk inkomen van de bevolking ouder dan 18 jaar lag in 2023 in Vlaanderen op 2.179 euro per maand. Tussen 2022 en 2023 daalde het gemiddelde persoonlijk inkomen met bijna 4 %. Statistiek Vlaanderen definieert dit totaal netto persoonlijk inkomen als som van beroepsinkomen, pensioen, werkloosheidsuitkering en andere persoonlijk inkomens, waarbij de directe belastingen en sociale bijdragen in mindering werden gebracht.