Talloze ingrepen, en toch is risico om in armoede te belanden al 30 jaar even hoog

Een op de zeven Belgen leeft in een gezin met een inkomen onder de armoedegrens. Dertig jaar geleden was dat niet anders. ‘Nog altijd overheerst het idee dat armen het zelf gezocht hebben’, stelt sociologisch onderzoekster Jill Coene.

‘Al dertig jaar is het armoede­risico in België teleurstellend ­stabiel’, zegt Jill Coene, socio­logisch onderzoekster aan de UAntwerpen. Dat blijkt uit het jaarboek ­armoede en sociale uitsluiting 2021, dat Coene mee ­samenstelde. Het armoederisico nam toe in de periode 1988-1997, daarna bleef het hardnekkig stabiel. In periodes dat het economisch minder goed ging, steeg de armoede niet, maar in periodes van economische groei en welvaart nam ze evenmin af.

‘Dat komt onder meer door de demografie’, stelt Coene. ‘Er zijn steeds meer eenouder­gezinnen die van één inkomen moeten ­leven, terwijl de norm het tweeverdienersmodel is. Bovendien gingen de jobs die erbij kwamen vooral naar gezinnen waarin al ­iemand werkte, niet naar huishoudens waar nog niemand werkte. Op die manier is de kloof tussen arbeidsarme en arbeids­rijke gezinnen groter geworden.’

‘Volgens de Europese norm zou het inkomen van een alleenstaande 1.284 euro moeten bedragen, het leefloon voor een alleenstaande is 1.024,5 euro. Voor een ­alleenstaande moeder met twee jonge kinderen ligt de armoededrempel op 2.054 euro, terwijl het leefloon voor iemand met een ­gezinslast 1.384,5 bedraagt.’

Toch zijn er veel maatregelen ­genomen: extra middelen voor kansarmen in het onderwijs, de maximum­factuur in het basis­onderwijs, ­er werden ervaringsdeskundigen aangesteld …

‘Die hebben geen impact op het armoederisico, ze verzachten ­alleen de gevolgen van armoede. Net als bijvoorbeeld de voedselbanken. Die zouden er niet ­mogen zijn, dat is pure liefdadigheid en eigenlijk een schande.’

In het jaarboek wordt een onderscheid gemaakt tussen inkomensarmoede en armoede door sociale uitsluiting. Wat is het verschil en wordt die tweede soort armoede wel kleiner?

‘Sociale uitsluiting betekent dat je beperkt bent in het deelnemen aan de samenleving. Onderzoekers baseren zich daarvoor op het inkomen, op de werkintensiteit (de mate waarin de volwassenen van het gezin werken, red.) en op de mate waarin mensen zich bepaalde goederen en diensten kunnen veroorloven: een televisie, wasmachine, een week op vakantie gaan (zie grafiek). Dat laatste is wel verbeterd door de toegenomen welvaart. De werkintensiteit ook, maar in Europa bengelen we op dat vlak toch onderaan.’

‘Nog positief is dat de woonkwaliteit merkelijk verbeterd is, al blijft 10,00 % van de woningen heel slecht. Net daar komen de mensen in armoede ­vaker terecht. En er staan nu meer mensen op de wachtlijst voor sociale huisvesting dan dat er mensen in een ­sociale woning wonen.’

Hoe meer kinderen in een gezin, hoe groter de kans op armoede. Hoe komt dat?

‘Omdat het groeipakket (de vroegere kinderbijslag, red.) grote ­gezinnen niet ­genoeg beschermt. De Vlaamse overheid had een grotere inspanning moeten leveren. Hoe meer kinderen, hoe moei­lijker het is voor vrouwen om buitenshuis te werken. Ze hebben vaak jobs met slechte uren, waardoor er geen kinderopvang is, of de ­opvang te duur is.’

Eén lichtpunt: ouderen komen minder makkelijk in armoede ­terecht.

‘Dat komt door de verhoogde ­arbeidsparticipatie van vrouwen, waardoor ze meer pensioen krijgen. En ook doordat de pensioenuitkeringen in de voorbije dertig jaar aanmerkelijk stegen.’

Dé plek om armoede aan te pakken is het onderwijs. Vooral jongeren met een migratieachtergrond gingen erop vooruit. In vergelijking met hen is de vooruitgang bij autochtone kansarme jongeren zwak tot matig.

‘Scholen en leerkrachten weten vaak niet wie hun doelgroep­leerlingen zijn. Het staat niet op ­iemands gezicht geschreven dat hij arm is. Migrantenkinderen zijn makkelijker te herkennen. ­Autochtone kansarme leerlingen blijven vaker buiten het vizier.’

Wat moet er gebeuren om het tij te keren?

‘Er wordt nog te weinig geluisterd naar mensen die in armoede ­leven. Ze hebben recht op een ­gegarandeerd waardig inkomen, en er moet meer geïnvesteerd worden in ­sociale woningen. Ook moeten we investeren in kwaliteitsvol werk en jobs in de sociale economie. En naast de maximumfactuur in het ­basisonder­wijs moet er ook ­een zijn in het secundair onderwijs.’

‘Tot slot is er de beeldvorming. Nog altijd overheerst het idee dat armen het zelf gezocht hebben. Dat moeten we door­breken, ­opdat er een voldoende groot draagvlak ontstaat om armoede structureel aan te pakken.’

Getuigenis Marleen

‘Arm zijn betekent altijd het gevoel hebben dat je je moet verantwoorden’

Marleen kreeg bakken kritiek na de eerste aflevering het Eén-programma Zorgen voor mama in ­februari dit jaar. Omdat ze een grote televisie had – ‘mijn man Sven kocht die tien jaar geleden toen hij nog vast werk had’. ­Omdat in de tuin een zwembad stond – ‘dat had ik tweedehands gekocht voor de kinderen, omdat wij nooit op vakantie of uitstap kunnen’. De kritiek was slikken, ‘maar het heeft me sterker ­gemaakt, omdat we heel goed ­begeleid zijn. Mensen die niet in armoede leven, snappen niet waarom je die dingen hebt. Ik heb meegedaan aan het programma omdat ik een boodschap heb, ik wilde tonen wat arm zijn betekent. Weinig geld hebben is daar een onderdeel van, maar ook het niet kunnen emanciperen in de samenleving.’

Marleen woont met haar man Sven en twee kinderen in een ­sociale woning. Die was er slecht aan toe: vocht in de muren, slecht bezet, geen kookvuur of dampkap. Maar ze waren al blij dat ze na jaren op de wachtlijst een huis hadden.

‘Ik ben in armoede geboren. Ik heb een erg zware kindertijd ­gehad. Ik werd door lieve ouders geadopteerd, maar zij waren al op leeftijd, ik had veel aanpassingsproblemen. Mijn pleegbroers zijn dokter en ingenieur, maar ik heb mijn school niet afgemaakt. Ik had wel het verstand, maar een te grote rugzak. Als je helemaal in de knoop zit, kun je niet studeren. Bij mensen in armoede wordt altijd naar het financiële gekeken, maar psychologische zorg is minstens zo belangrijk. Op mijn achttiende ben ik het huis uitgegaan en heb ik een erg destructieve relatie gehad.’

Schaamte

Dertien jaar werkte ze keihard, onder meer in de horeca, maar ze leefde met haar vriendin toch in armoede. Toen ze uit de relatie vluchtte, leerde ze Sven kennen, maar ook hij raakte werkloos.

‘Arm zijn betekent weinig geld hebben, maar ook eenzaamheid, verkeerd begrepen worden, je minderwaardig voelen, altijd het gevoel hebben dat je bekeken wordt, dat je je moet verantwoorden. Mijn pleegbroers nodigen ons soms uit om te komen eten, maar met hun gespreksonder­werpen zijn wij niet bezig, dan voel je de kloof heel sterk.’

‘Je voelt je geïsoleerd, je bent bang dat anderen alles in vraag stellen, je schaamt je. Arm zijn is ook angst voor stigmatisering. Bang dat de kinderen met lage ­cijfers van school komen en dat je als ouder de schuld krijgt dat je niet goed voor je kinderen zorgt.’

Tijdens het programma vond Sven een nieuwe baan. Via het project wijkwerking onderhoudt hij tuinen. Binnenkort kan hij in een chemisch bedrijf aan de slag. Marleen volgde een vierjarige ­opleiding tot ervaringsdeskundige, maar is momenteel in behandeling voor kanker. ‘Sven vond werk dankzij een erg ondersteunende consulente van de VDAB’, zegt ze. ‘En als ik genezen ben, wil ik nog iets betekenen in de ­samenleving, al is het via vrijwilligerswerk.’

GHYS, I. Talloze ingrepen, en toch is risico om in armoede te belanden al 30 jaar even hoog. De Standaard, 1 december 2021, 2.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo