Dat meer mensen beroep doen op voedselhulp, is het beste bewijs van een falend armoedebeleid

Jaar na jaar stijgt het aantal mensen dat in België beroep doet op de voedselbanken. Tot 168.476 vorig jaar. Tijdens de coronacrisis kwamen er opnieuw heel wat mensen bij. Het virus legt de pijnpunten bloot, de anderhalvemeter-samenleving maakt de lange wachtrijen meer dan ooit zichtbaar. Rijst de vraag: is voedselhulp nog van deze tijd?

Voedselbanken in België

 

Het is 1985 wanneer de voedselbank zijn intrede doet in België. Het concept komt overgewaaid uit de Verenigde Staten. Vandaag, 35 jaar later, is er een Belgische federatie met negen lokale afdelingen, die voedsel verdelen via 620 caritatieve verenigingen en organisaties.

Elk jaar opnieuw verschijnt min of meer hetzelfde nieuwsbericht: “Nooit eerder zoveel mensen naar de voedselbank.” Vorig jaar stond dat aantal op bijna 170.000. Volgens een eerste onderzoek van de Universiteit Antwerpen zag 42,00 % van de voedselbanken half april meer mensen aankloppen. In een tweede enquête half mei meldt 70,00 % een toenemende vraag. En dat terwijl de voedselbanken zelf getroffen werden door COVID-19.

“De eerste weken hadden we vooral problemen met de bevoorrading”, zegt Jozef Mottar, gedelegeerd bestuurder van de Belgische Federatie van Voedselbanken. “Er waren nagenoeg geen overschotten uit de winkels, waardoor de bevoorrading met ongeveer 30,00 % terugviel. Dankzij particulieren, overheid en bedrijven hebben we gelukkig snel extra middelen gekregen.”

Anders werken

Zo’n 80,00 % van de verenigingen bleef heel de crisis open. De overige verdeelpunten sloten voor korte of langere tijd de deuren. Verenigingen moesten plotsklaps op zoek naar nieuwe vrijwilligers, want veel helpende handen behoorden zelf tot de covid-risicogroepen.

Verdeelpunten die wel door gingen, moesten hun werking aanpassen. Sommigen moesten op zoek naar nieuwe locaties, omdat de eigen werkplekken niet corona-proof waren. Anderen breidden de werkuren grondig uit. De bijhorende ontmoetingsplekken gingen op slot. De voedselverdeelpunten die ook andere hulp aanbieden – zoals kledij of huishoudmiddelen, maar ook huiswerkbegeleiding of taallessen – kunnen dat werk momenteel niet of slechts beperkt voortzetten.

“Het is anders werken”, zegt Willy Verbruggen van vzw De Toevlucht, dat bedelingen organiseert in Antwerpen en de Kempen. “Normaal hebben we in Antwerpen zo’n vijftien tot twintig vrijwilligers. Nu zijn het er zes. Alles wordt op voorhand klaargemaakt, wij brengen de pakketten naar buiten. Voor corona deden we de bedeling op anderhalf uur, nu werken we van twee uur ’s middags tot half acht. Het is ook minder gezellig, het contact met de mensen valt weg.”

Levering aan huis

Volgens het onderzoek van de Universiteit Antwerpen schakelde zo’n 16,00 % van de caritatieve verenigingen over op bestellingen. Eén op vier bedelingscentra ging over op thuisleveringen. Vaak in samenwerking met het lokale OCMW.

“In Antwerpen moeten de mensen nog steeds tot bij ons komen. Maar in Herentals leveren we de pakketten bij mensen thuis, samen met het OCMW”, vertelt Willy Verbruggen. “Onze locatie in Herentals is niet ideaal om mensen te laten aanschuiven. De buurt reclameert al eens. En zeker nu zijn de wachtrijen veel langer.”

“In kleinere gemeenten – zoals Kortenaken, Linter en Tielt-Winge – leveren we in samenwerking met het OCMW aan huis”, zegt Evy Mees, van Sint-Vincentius in Diest. “In Diest werken we nu op afspraak. Zes dagen op zeven plannen we elke voormiddag om het half uur een bedeling in. Alles wordt ontsmet, de pakketten worden in zakken buiten ons gebouw gezet. Het aantal vrijwilligers is met de helft gedaald. We doen nu meer met minder mensen. Het is heel intensief.”

Meer vraag dan aanbod

Bij een op de drie organisaties konden nieuwe mensen niet geregistreerd worden, blijkt uit eerdergenoemde studie. De helft van de mensen kon niet langer kiezen welk voedsel ze liefst meenamen. Ouderen mensen haakten af. De vraag van tijdelijk werklozen, eenoudergezinnen en alleenstaanden nam toe.

“De Voedselbanken kunnen nooit voldoen aan de vraag”, zegt Jozef Mottar. “In 2019 hebben we de 170.000 mensen die op maandbasis bij ons aanklopten, gemiddeld vier op de zeven dagen één volwaardige maaltijd kunnen schenken. De vraag is steeds groter dan het aanbod. Maar voor de eerste maanden van de coronacrisis konden we wel hetzelfde volume blijven bedelen, dankzij de extra steun.”

“De vraag is of we dat kunnen blijven volhouden, als deze crisis aanhoudt. Het wordt afwachten, maar naar alle waarschijnlijkheid moeten de ergste economische gevolgen nog komen. We hebben weliswaar extra geld ingezameld waarmee we uitzonderlijk voedsel konden aankopen, maar die goederen zullen begin juni allemaal verdeeld zijn.”

Tweede uitgavenpost

Waar in 2000 nog zo’n 92.000 mensen beroep deden op de voedselbank, zitten we twee decennia later bijna aan het dubbele. Maar wat is dan de impact van die voedselhulp?

Karen Hermans van de Universiteit Antwerpen probeerde het in 2019 te berekenen. Bij een casestudy bij vzw Onthaal Sint-Antonius in Antwerpen kwam ze op de volgende cijfers: een alleenstaande zou zo’n 67 euro per maand uitsparen dankzij voedselhulp, een gezin met twee bijna 74 euro. Vanaf vier mensen ging het om 106 euro en bij een gezin van meer dan zeven om zo’n 140 euro.

Voeding is na wonen de tweede uitgavenpost voor mensen, stelt de studie. Wat als we bovenstaande bedragen afzetten tegenover de voedingskosten en het leefloon? Dankzij voedselpakketten sparen alleenstaanden zo’n 40,00 % van hun totale voedingskosten uit. Voor gezinnen met vier is dat nog 18,00 %.

Dankzij een voedselpakket kan een alleenstaande zo’n 7,00 % van zijn leefloon opzij zetten. Voor gezinnen van vier is dat nog een kleine 6,00 %. “Dat aandeel is niet verwaarloosbaar, maar maakt desalniettemin geen substantieel deel uit van het leefloon”, stelt Karen Hermans in haar onderzoek.

“Dat voedselhulp aan het boosten is, is te verklaren doordat het wel degelijk mee een oplossing biedt voor een ontoereikend inkomen. Maar is dit de weg die we willen volgen? Wetende dat voedselhulp ook heel wat nefaste sociale gevolgen, zoals stigma, met zich meebrengt”, vraagt de onderzoekster zich af.

Europees geld

Zo’n 30,00 % van de voeding voor de Belgische Voedselbanken komt vandaag van voedseloverschotten in de supermarkten. Zo’n 35,00 à 40,00 % wordt dan weer via de federale overheid aangekocht met Europese subsidies.

Tussen 2014 en 2020 zette het ‘Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen’ (FEAD) 3,8 miljard euro opzij voor voedselhulp in de Europese Unie. Vanaf 2021 dreigt dit budget te dalen tot 1,68 miljard euro voor de komende zeven jaar, al is dat nog niet definitief beslist.

Dankzij dat Europese geld was België jaarlijks zeker van 88 miljoen euro om voedsel aan te kopen. Terwijl voedseloverschotten uit de retail uitbleven tijdens de crisis, was net dat Europese geld de stabiliserende factor. “Het is nog niet definitief hoeveel Europees geld er de komende jaren zal zijn”, zegt Jozef Mottar. “Tot voor de crisis was ik ervan overtuigd dat het minder zou zijn. Maar misschien dat het nu toch herbekeken wordt. Gezien de stijgende tendens van mensen die beroep moeten doen op voedselhulp, lijkt het alvast een noodzaak.”

Ontoereikende verzorgingsstaat

Eind vorig jaar organiseerden het UCSIA en het Centrum voor Sociaal Beleid van de Universiteit Antwerpen een conferentie over het toenemende fenomeen van de voedselbanken. De insteek: Is de verhouding tussen koude en warme solidariteit, tussen structurele en noodhulp, nog in balans?

“Die studiedag was er in precorona-tijden”, vertelt armoede-experte Bea Cantillon. “De vraag was: betekent de toename van voedselhulp dat onze verzorgingsstaat minder goed beschermt dan vroeger? En daaraan gekoppeld: Wat met Europa? De FEAD – ik noem dat ‘het miseriefonds’ – is het enige Europese instrument dat rechtstreeks solidariteit organiseert voor Europese burgers. Is het goed dat Europa met voedselbanken ‘warme’ solidariteit ontvouwt? Moeten we dat niet problematisch vinden?”

“De coronacrisis heeft die vraagstelling verscherpt”, vervolgt Cantillon. “We zien overal warme solidariteit. Maar net dat geeft aan dat onze geroemde verzorgingsstaat niet goed voorbereid is om zorg te dragen voor de meest kwetsbare mensen, zeker niet in crisis. Dat is het besluit dat we moeten trekken. We hebben veel dingen goed gedaan tijdens de crisis. Maar het gegeven dat voedselbanken harder moeten werken, dat OCMW’s naar voedselbanken doorsturen, is het signaal dat onze verzorgingsstaat niet doet wat hij zou moeten doen. En dat geldt niet alleen voor België, maar ook voor Nederland, Duitsland en Frankrijk.”

Volgens Cantillon is het dan ook niet de vraag of teruggeschroefde FEAD-steun problematisch wordt voor de voedselhulp in België. “Ja, FEAD zorgde tijdens deze crisis voor stabiliteit, zelfs in het rijke België. Maar kijk naar de toestand in Italië, Spanje, Griekenland, Roemenië, Bulgarije… Dan zeg ik: laat Europa zorg dragen voor de zwakste Europese burgers. En laat de sterkere staten inspanningen doen voor hun eigen zwakke burgers. België kan en moet meer doen. Het is toch onaanvaardbaar dat het rijke België beroep moet doen op Europese solidariteit voor voedselhulp?”

Structurele hulp

Dat steeds meer mensen beroep moeten doen op voedselhulp, is het beste bewijs van een falend armoedebeleid.

Wordt voedselhulp te veel ingeschoven als structurele hulp? “Nog niet”, stelt Cantillon. “Het is ook in ons land nog steeds noodhulp. Maar we evolueren wel in de verkeerde richting. Het fenomeen wordt groter en dat moeten we problematiseren. Voedselhulp mag geen onderdeel worden van de OCMW’s. Maar we zien dat OCMW’s steeds meer mensen doorsturen of zelf voedselbedeling organiseren. Dat is fout.”

“Er zijn ook steeds meer stemmen om voedselbonnen te implementeren. Dan kom je in een situatie waarin noodhulp structurele hulp wordt. Zo creëer je een beschermingsinstrument dat gelabeld is. Dan stap je af van het naoorlogse idee dat je mensen moet beschermen door ze een vrij beschikbaar inkomen te geven. Mensen mogen niet afhankelijk worden van voedselbedeling. Daar is in onze verzorgingsstaat geen plaats voor.”

Ook Jozef Mottar heeft zijn bedenkingen bij voedselcheques. “Er zijn argumenten pro. Zoals respect en waardigheid, dat mensen niet meer in de rij moeten staan. Daar ga ik mee akkoord. Maar daar staat tegenover dat goederen via de FEAD-budgetten aan inkoopprijs worden aangekocht en gratis worden verdeeld. Zonder extra marges en kosten. Het systeem van voedselbonnen is merkelijk duurder, omdat de consumentenprijzen gelden, inclusief overheadkosten en marges voor de handel. Daar komen ook nog beheerskosten bij. Het systeem van voedselbonnen vergt in verhouding dus significant meer financiële middelen.”

Weg ermee?

Dan kunnen we beter bij de vrijwillige voedselbanken blijven? Of toch: weg met de voedselbanken?

“Voedselbedeling is er altijd geweest. Het heeft z’n plaats in een samenleving. Maar voedselbedeling moet beperkt blijven. Het mag niet uit de marginaliteit treden, zoals nu gebeurt”, meent Cantillon.

“De kern komt neer op wat ik al decennia zeg: onze sociale minima moeten opgetrokken worden”, gaat de sociologe verder. “Maar zelfs dan zullen er altijd mensen zijn die door de mazen van het net vallen. Daarvoor zijn vrijwilligers nodig, die aan voedselbedeling doen en meer. Mensen die zorgen voor warme solidariteit. Al kun je je afvragen hoe warm voedselbedeling is. Ik denk niet dat mensen die in de rij staan voor eten, een warm gevoel ervaren.”

Voor Jozef Mottar van de voedselbanken is het simpel: zij werken even hard verder. “Hoewel we economisch sterke jaren hebben gekend, met lage werkloosheid, deden steeds meer mensen beroep op voedselhulp. Met deze crisis verwachten we een nog grotere toename. Voedselhulp blijkt jammer genoeg nog steeds een noodzaak te zijn.”

SILLIS, M. Dat meer mensen beroep doen op voedselhulp, is het beste bewijs van een falend armoedebeleid. sociaal.net 25 mei 2020. Geraadpleegd op 25 mei via sociaal.net

E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo